Mamadou en Ole knikken als koorknaapjes. De juf vroeg of ze
samen naar het gebouw van de lagere school de ballen kunnen gaan ophalen.
Natuurlijk kan de juf wachten tot ze in de speeltijd zelf de ballen op gaat
halen bij haar collega maar kinderen willen sommige taakjes maar al te graag
van je overnemen. Wie voelt zich niet graag zelfstandig, nuttig en
onafhankelijk?
Twijfel
Er kunnen terecht twijfels geformuleerd worden bij deze
aanpak. Kan dit wel? Mag dit? Deze Kinderen staan met blinkende ogen voor je als
voorbeeldige partners maar wat als er iets fout gaat. Zullen ze de weg vinden
naar de lagere afdeling? Zullen ze terugkeren of in de toiletten blijven
spelen? Zullen ze onderweg een willekeurige boekentas openmaken of tikken op
gesloten deuren? Misschien ontstaat er onderweg wel ruzie die ontspoort. In elk
geval verwacht je dat deze twee rakkers zich heel verantwoordelijk gaan
gedragen en dat ze kunnen weerstaan aan al de verleidelijke uitdagingen tijdens
deze opdracht.
Alfie Kohn zei: “Kinderen leren goede keuzes maken door
keuzes te maken, niet door instructies op te volgen.” De school is een ideale
oefenplaats hiervoor. Uiteindelijk wil je op het einde van de basisschool kritische
zelfsturende en ondernemende tieners zien en dus leer je kinderen om zelfstandig
aan de slag te gaan en om zelf hun taken te verbeteren. Je laat hen ondervinden
welk onderwerp ze eerst willen onderzoeken of welke taak ze prioritair willen
aanpakken. Dat hele groeiproces start in de kleuterschool vanaf het moment dat
jonge kleuters het vertrouwen krijgen van hun leerkracht om dingen uit te
proberen, te oefenen en te falen. Hoe ver kan je hierin gaan met kleuters? En
hoe ga je om met de verschillen tussen kinderen als het gaat over loslaten?
Verschillen tussen
kinderen
Je stelt vast dat je Loubna blindelings kan vertrouwen
wanneer ze met haar poppen in de gang wandelt terwijl je weet dat je Daan best
geen halve minuut de rug toedraait want anders loopt er wel iets in de soep. Sommige kinderen raken steeds maar in
conflict wanneer ze ook maar even uit het zicht van de leerkracht aan het
spelen zijn terwijl andere kinderen perfect tot spel kunnen komen op het
voetbalveld aan de andere kant van de speelplaats en waar er geen toezicht is.
Tussen kinderen zijn hierin heel wat verschillen.
Het zelfstandig spelen, het zelfsturend handelen is een
leerproces. Sommige kinderen kunnen letterlijk meer vrijheid aan dan andere
kinderen. Dat brengt je bij de vraag: Wanneer kan je loslaten? Wanneer hoef je
niet permanent nabij te zijn? Ook hier
kunnen (net zoals in het lager) de zones van nabijheid een houvast zijn voor de
kleuters én voor jou als leerkracht.
Jouw norm
In eerste instantie zal jij de ‘norm’ gaan bepalen. Dat gaat
over duidelijkheid creëren voor jezelf en voor de kinderen. Welk soort gedrag/ spel
verwacht je van een kleuter en wat net niet?
De norm bij betrokken spel of activiteit kan dan als volgt
gelegd worden. In spel of activiteiten zullen kinderen:
·
zichzelf niet in gevaar brengen. Bijvoorbeeld: ‘niet
balanceren op de nok van het speelhuisje.’
·
de anderen geen kwaad berokkenen. Bijvoorbeeld: ‘anderen
niet dwarsbomen, materiaal afpakken, duwen, …’
·
materiaal op een respectvolle manier gebruiken.
Bijvoorbeeld: ‘met de k’nex zal je niet lang kunnen bouwen wanneer je die
gebruikt om te voetballen’
Wanneer kinderen deze drie afspraken volgen dan hoeven ze
geen direct toezicht van een leerkracht. Wanneer ze een of meerdere van deze
afspraken niet volgen, is een zeker vorm van nabijheid van de leerkracht nodig
om kinderen bij deze drie afspraken te begeleiden.
Zones van nabijheid
Om dit besef en dit groeien te ondersteunen kan je gebruik
maken van de zones van nabijheid. Op die manier visualiseer je voor het kind de
reeds verworven vrijheid en het leerproces.
Stap 1:
Denk na over verschillende spelzones waar de kinderen uit je
klas zelfstandig en veilig kunnen vertoeven. Bijvoorbeeld: in de hoek, een
ander klaslokaal, op de speelplaats,..
Stap 2:
Daarna kan je deze ordenen volgens de gradatie van nabijheid
tot de leerkracht. De mate waarin de leerkracht permanent toezicht kan houden
op het spel van de kinderen.
Zone 1: de plek waar je als
leerkracht bijna permanent toezicht hebt. Je hoort en ziet wat er gebeurt.
Zone 2: een plek die nog steeds
in de klas is maar waar je minder zicht of controle over hebt. Een verdiep, een
wegkruiphoek,…
Zone 3: een plek die niet meer in
de klas is, maar wel nabij doordat je er zicht op hebt. Een ander klaslokaal
aan de overkant van de gang, de buitenhoek van het eigen klaslokaal,…
Zone 4: een plek die bruikbaar is
maar waar je niet direct zicht of controle over hebt. De turnzaal, de
buitentuin,..
Stap 3:
Introduceer deze visualisatie bij de kinderen en laat hen hun foto of symbool op de schijf hangen.
Stap 4:
Gebruik dit om met kinderen in gesprek te gaan wanneer het
hen niet lukte om binnen een bepaalde zone aan de slag te gaan.
Op basis van die zones van nabijheid kan je de ‘vrijheid’
die kinderen aankunnen visualiseren en bespreken. Verschillende zones, evenveel
concentrische cirkels. Wanneer kinderen de vrijheid nog moeilijk aankunnen komt
hun symbool in de middelste cirkel. Wanneer ze meer vrijheid willen kunnen ze
hun symbool (in samenspraak met de leerkracht) verzetten naar een buiten
cirkel. Cirkel voor cirkel groeien ze verder weg van het centrum. Ze krijgen
steeds meer ruimte waarin ze zelfstandig handelen en zelf verantwoordelijk zijn
voor hun gedrag en spel.
Loopt er eens iets fout, dan bespreek je dat samen met hen
en keren ze opnieuw terug naar de centrale zone om van daaruit opnieuw te
groeien naar de buitencirkel. Om dan opnieuw stap voor stap hun vrijheid uit te
breiden.
Meer lezen hierover:
·
Holvoet, M. (2019a april). Oefenen in autonomie met de “cirkel van
vertrouwen”. Kleuters & ik, 35(3), 9–11.
·
Holvoet, M., & Heylen, L. (2020). Ruimte voor initiatief in
het basisonderwijs met kleuters (1ste editie). Tielt, Belgium:
LannooCampus. NIEUW
Reacties
Een reactie posten